Een reis langs de Zijderoute
Carl Barkman
Een reis langs de beroemde oude Zijdeweg, door Centraal Azië en China: een oude wens die nu vervuld ging worden. Die gebieden waar zoveel verschillende volkeren en culturen dooreen gemengd en elkaar opgevolgd zijn hebben op vele reizigers een haast magische aantrekkingskracht uitgeoefend. Alleen al namen als Samarkand (the Golden Road to Samarkand), Bokhara, Kashgar, Karashar, Taklamakan, Ili, Turfan stralen iets geheimzinnigs uit. Zelf was ik vele van die namen in mijn studies tegengekomen; nu zou ik ze met eigen ogen zien.
Het Engelse reisbureau Voyages Jules Verne had deze reis van drie weken georganiseerd. Van Urumchi tot Peking had het een comfortabele trein helemaal voor ons gezelschap (drie groepen van 32) gecharterd. Tot Urumchi zouden we per vliegtuig en touring car reizen. De route: Londen-Tashkent vliegtuig, Tashkent-Samarkand-Bokhara touring bus, Bokhara-Tashkent en Tashkent-Bishkek vliegtuig, Bishkek-Naryn en Chinese grens-Kashgar touring bus, Kashgar-Urumchi vliegtuig, vanaf Urumchi trein naar Peking, met onderweg excursies per bus naar o.a. Jiayukuan, Dunhuang, Sian (Xi'an) en Loyang.
Heathrow, langdurige check-in bij Uzbekistan Airlines, massa's passagiers, w.o. vóór mij een Indiër met wel twaalf enorme koffers, kisten en dozen die aan de balie worden geweigerd maar na gesmoes met manager (en steekpenning?) toch mee mogen; zijn beide zoontjes helpen hem alles tillen. De grote nieuwe Boeing 767 vertrekt om 21.15, een uur te laat. Ik heb 2 plaatsen voor mij alleen. Forse blonde Russische stewardessen brengen limonade, er kan geen glimlach af. Avondmaaltijd (evenals later ontbijt) is zo uit diepvries en oneetbaar, behalve een klein stukje kip, een cracker en een brokje Cheddar. Toestel stampvol.
Goede Aeroflot-piloot, uitstekende landing in Tashkent (Uzbekistan) ’s ochtends om 4 uur, lokale tijd 8 uur. Bij het wachten op bagage in gesprek met Amerikaanse dame, die in T. woont, zij is vrouw van 2e man Amerikaanse Ambassade. Hoe is Tashkent? Ze kijkt niet vrolijk: “Zo, zo. Er zijn nu wel 2 (twee!) goede restaurants maar die zijn peperduur.” Desgevraagd vertelt ze dat er althans cultureel wel iets te beleven is (goede muziek en ballet) en ze gaat wel eens langlaufen in de bergen, maar het is beter skiën (vooral ook alpine) in Kirgistan (naar hoofdstad Bishkek maar 1 uur vliegen). Min. van Toerisme had voor een muziekfestival een aantal hotels gerequireerd zodat Voyages Jules Verne het programma opeens moest veranderen en onze drie groepen van elk 32 man moest ‘staggeren’ waarbij onze groep voorop ging en enkele dagen nauwelijks nachtrust kreeg (met als compensatie later drie dagen i.p.v. twee in Kashgar). Na de nachtvlucht konden we dus in Tashkent niet naar een hotel maar moesten meteen met een bus merk Hyundai naar Samarkand. Wat we van Tashkent zagen maakte een armelijke en stoffige indruk, huizen, café's e.d. alle in onaantrekkelijke grauwe Sovjet-stijl. Landschap was veel groener dan we hadden verwacht: veel katoen, kleine wijngaarden, bomen, paarse tamarisken. ’t Was een vermoeiende rit van ongeveer 5 uur door een soort primitieve Derde Wereld, nergens een café, restaurant, toilet, dus nu en dan een ‘bush-stop’: dames links, heren rechts.
In Samarkand een paleis van een hotel, half Turks, het Afrosyob Hotel (genoemd naar de Sogdiaanse hoofdstad Afrosyob, bij de Grieken bekend als Maracanda), uitstekende kamer, goede airco, later was 't buiten koel en kon deur dus open. Korte siësta, diner op het terras, plezierig sub-tropisch, maar Uzbeeks eten matig.
6.15 wekker gaat. We zijn in ‘Samarkand the golden’! Met Jaap Schut al vóór het ontbijt naar grote Registan-plein, dat vanwege het muziekfestival alvast afgezet was en later helemaal niet meer zou zijn te bereiken, werd ons gezegd. Maar omdat we vroeg waren en ik de barse politie-agent in het Russisch om kon praten (waarbij ik hem een dollar in de hand drukte) konden we er toch op. Heel indrukwekkend: prachtige Ulug Beg moskee en medresseh aan de westzijde en de Shir-Dar moskee en medresseh aan de oostkant, de Tillah-kari aan de noordzijde.
7.30 ontbijt: gebakken ei, kaas, nan, koekjes, druiven en koffie. Samarkand was prachtig. Het is een van de oudste steden van Centraal Azië (viert dit jaar haar 2500-jarig bestaan), droeg de eveneens welluidende naam van Maracanda als hoofdstad van Sogdiana (4e eeuw), werd veroverd door Alexander de Grote, later (6e eeuw) door Centraal Aziatische Turken, vervolgens door Arabieren (8e eeuw), de Perzische Samanieden (9e-10e eeuw), in de twee volgende eeuwen door diverse Turkse volkeren, geannexeerd door Khorezm, in de 13e eeuw ingenomen en verwoest door Dzhengis Khan en in de 14e en 15e eeuw tot bloei gekomen als prachtige hoofdstad van de grote veroveraar Timur (Tamerlane), de ‘Scourge of God’, die eerst grote verwoestingen had aangericht en miljoenen mensen had gedood, en diens kleinzoon Ulug Beg. In 1500 kwam S. in handen van de Uzbeken en werd het deel van het Khanaat van Bokhara.
Met onze voortreffelijke gids Liudmila (in Uzbekistan geboren en getogen Russin) bezochten we nu met onze hele groep (32 man, meest Engelsen) de overige monumenten van de stad, alle prachtig gerestaureerd. De schitterende Gur-e Amir (Gur Emir), het mausoleum van Timur (Tamerlane) en zijn kleinzoon Ulug Beg. Prachtige blauwe koepel, grafsteen van Timur geheel van donkergroene jade (nefriet?), maar ze liggen beiden in een crypt onder het gebouw. Niche met geschulpte wand van met goud bedekt papier-maché.
Voor de ingang van het mausoleum bevindt zich het graf van de Sovjet archaeoloog Mikhail Gerasimov die in 1941 de graven opende en kon bewijzen dat Timur lam was (een been is korter) en dat Ulug Beg was vermoord.
We bezichtigden de imposante Bibi Khanum moskee, waarschijnlijk gebouwd ter herdenking van Timur’s veldtocht in India. Volgens de legende is het de creatie van Tamerlane’s favoriete vrouw Bibi Khanum. Zij wilde voor haar man (en haar eigen faam) een prachtige moskee bouwen die klaar moest zijn voordat Timur van zijn veldtocht in India terugkeerde (waarvan hij met een kostelijke buit terugkeerde, waarmee w.s. in werkelijkheid de moskee is gebouwd). De bouw werd echter vertraagd doordat de jonge architect verliefd werd op de wonderschone Bibi Khanum; zou de moskee klaar zijn, dan zou hij haar immers niet meer te zien krijgen. Zijn liefdesverklaringen vonden echter geen gehoor. Bibi zei hem dat hij een andere vrouw moest kiezen, ze liet hem eieren zien die met verschillende vrouwengezichten waren beschilderd: van buiten zijn ze verschillend, maar van binnen allemaal hetzelfde. Daarop toonde de architect haar twee identieke flessen, een met wijn en een met water gevuld: de flessen zijn gelijk maar de inhoud van de ene is opwindend, van de andere niet. Hij vroeg haar één kus te mogen geven, dan zou hij zijn hele leven gelukkig zijn en de moskee meteen afbouwen. Om de bouw te bespoedigen stelde Bibi een compromis voor: hij mocht de bovenkant van haar hand kussen die zij tegen haar wang legde. De kus was zó vurig dat een rode afdruk van zijn lippen door de hand heen op haar wang zichtbaar werd. Wat zij ook deed, het lukte haar niet de afdruk te verwijderen of te verbergen. Toen Timur van zijn zegevierende veldtocht in India terugkwam, eiste hij een verklaring voor die afdruk die steeds meer opviel naarmate zij verbleekte. Ze moest toen alles wel bekennen. Timur wilde de architect doden maar deze was onvindbaar: hij had vleugels gekregen en was van de minaret weggevlogen. Timur hield zoveel van Bibi Khanum dat hij haar vergaf.
We bezochten nog een grote overdekte bazaar en daarna de sterrenwacht van Ulug Beg, die niet alleen een machtig heerser, maar ook een grote bouwer en geleerde was. Zijn liefhebberij was astronomie en hij maakte berekeningen die nog lang daarna in het Westen werden gebruikt. 12.15 in hotel terug, koffers pakken en vóór 1 uur in de gang zetten, 1 uur lunch, daarna lange, vermoeiende busrit naar Bukhara (of Bokhoro zoals de Uzbeken zeggen). De bus is airconditioned maar heeft geen toilet en langs de weg ook geen enkele uitspanning met dergelijke faciliteiten. Onderweg dus enkele bush-stops: dames rechts, heren links. Stijve spieren. Vlak voor Bukhara verplicht bezoek aan oninteressante pottenbakkerij die we graag hadden gemist. In Bukhara (de ‘Verboden Stad’) weer een somptueus hotel, ook pas een jaar geleden geopend. Maar hier werkt airco niet, zijn er geen dikke gordijnen tegen het licht en moet je zelf je bed opmaken! Een oase, omringd door woestijn en zoutmoerassen, was Bukhara een belangrijk station langs de Zijderoute. De 10e eeuw, onder de Perzische Samanieden, was een gouden eeuw voor Bukhara, er heerste een bloeiend cultureel leven (Avicenna), de bibliotheek was beroemd (verwoest door Dzhengis Khan). Onder Timur en Ulug Beg maakte het weer een grootse tijd door. De meeste historische gebouwen hier zijn ouder dan die van Samarkand.
Bezoek aan de Ark (de citadel), het oudste bouwwerk van Bukhara (een deel is minstens 2000 jaar oud) maar de gebouwen binnen de vesting dateren van de 17e eeuw en later; daar woonden de opeenvolgende Emirs met hun ministers en de meest vooraanstaande burgers. In de 18e en 19e eeuw waren de emirs berucht om hun decadentie en wreedheid (in de gevangenis is een diepe folterput vol ongedierte en reptielen waarin eens twee Britse officieren gevangen werden gehouden en aangevreten, waarna zij zijn onthoofd) en stond Bukhara bekend als een hermetisch van de buitenwereld afgesloten gebied. Wel was er een beruchte slavenmarkt, waar woeste Turkmeense krijgers Russische mannen, vrouwen en kinderen aanvoerden. De Emir bezat een uitgebreide harem en een dansgroep van kleine, mooie jongetjes die hem op allerlei manieren ter beschikking stonden. Vervolgens zagen we de 18e eeuwse Bolo Khauz moskee met twintig elegante houten zuilen. Daarna een heel fraai en gaaf mausoleum uit de 9e eeuw, kubusvormig en alle zijden gelijk, de stevige muren een soort kunstig vlechtwerk van baksteen dat gedurende de dag met de wisselende inval van het zonlicht van aspect verandert: het (Ismail) Samani mausoleum. Het was geheel in de aarde bedolven, waardoor het aan de vrijwel totale verwoesting van Bukhara in de 13e eeuw door Genghis Khan is ontkomen. Dan de Divan Beg medresseh, die in het begin van de 17e eeuw oorspronkelijk als caravanserai is gebouwd en waarvan de façade, ondanks het verbod van de Koran om levende wezens af te beelden, versierd is met een mythologische vogel en een hert. Van buiten bekijken we de Mir-i-Arab medresseh uit het begin van de 16e eeuw, de grootste islamitische theologische school in Centraal Azië (‘It works,’ zegt onze gids, kennelijk een vertaling van het Russische ‘rabotaet’, ‘functioneert, is in gebruik’), daartegenover de Kalan (Grote) moskee en de kolossale Kalan minaret (47 m. hoog). Hier zou Genghis Khan zijn paard hebben ingehouden en het hoofd hebben geheven om de gehele minaret te kunnen zien, waarna hij dat bouwwerk spaarde omdat ‘hij tot niemand anders ooit had opgezien.’ Die avond zitten we met gekruiste benen op ‘bedden’ in een voormalige medresseh naar folkloristische dansen te kijken (Uzbeekse en Tadzhik) met inheemse muziek gespeeld door een orkestje waarvan de acht leden alle in een soort ambassadeursuniform, met veel goud bestikt, zijn gestoken. Ook de dames dragen hier veel gouden borduursels: Uzbekistan beschikt over zijn eigen goudmijnen. De danseressen komen op ons af en nodigen Gail en mij uit mee te doen; we doen ons best en moeten natuurlijk veel lachen. Diner in het hotel. Kleine fles vrijwel ondrinkbare witte wijn kost 3 Am. dollar, een blikje bier eveneens.
Met een gecharterde Antonov-24 vlogen we terug naar Tashkent. Oud hotel, Sovjet stijl, ook de eetzaal, waar we die avond ontdekken dat de vodka (Stolichnaya), geserveerd door sympathieke diensters, slechts 1 dollar per glas kost en de witte wijn er ook mee door kan. Daardoor werd het, ondanks het slechte eten, toch een heel gezellige avond. Er speelt een dansorkest, Jaap doet een samba met Judith, maar al spoedig is de dansvloer vol met wild dansende sikhs met tulbanden op het hoofd en de armen omhooggestoken, een allergekst gezicht. Ze hebben een feestje en drinken veel vodka en champagne. Wij veel vodka en witte wijn. Jaap waant zich bijna weer in Tula terug en ik een beetje in Moskou.
We zouden die nacht om half drie worden gewekt, zodat we om 3.15 met de bus naar het vliegveld konden vertrekken. Om 5 over 3 een klop op de deur, we vliegen het bed uit, om tien over drie gaat de telefoon: de bus staat te wachten! Niet scheren, niet wassen, geen tanden poetsen, haastig kleren aan en wegwezen. Met een Tupolev vliegen we naar Bishkek (onder de Sovjets heette het Frunze), de hoofdstad van Kyrgystan (land der Kirgiezen), waar onze locale gids Tarnara heet. Met de buschauffeurs Viktor (Overwinnaar) en Afanasii (de Onsterfelijke) zal onze rit geen gevaar opleveren. Het is vandaag een nationale feestdag: op 1 september 1991 werd Kyrgystan (evenals Uzbekistan) een onafhankelijke staat. Het is een bergland (80% van het territoir bestaat uit hoge bergketens, Pamir en T’ien Shan). Na een verrukkelijke lunch (Franse kok) in een luxueus hotel, waar we graag wat langer waren gebleven, rijden we nog even door Bishkek en kijken naar de wandelende menigte van allerlei verschillende rassen, ook wel Russen (maar 30.000 Russen zijn volgens onze gids vertrokken) om dan meteen door te gaan naar Naryn: een uitputtende rit van 9 uur, voor mij een ware marteling, want ik zat de hele tijd bij een gloeiend-heet raam en er was geen airco. Weinig beenruimte dus je stoot steeds je knieën, en dat de weg af en toe als een wasbord is, doet je rug weinig goed. Onderweg stoppen we bij het beroemde Issyk-kul Meer dat overigens vandaag niet die diepblauwe kleur heeft van de foto’s. Onze halteplaats is bij een openbaar strand, weinig pittoresk, maar enkelen van ons gaan pootjebaden en één Engelsman zwemt. Verderop komen we nomaden tegen met enkele schapen en paarden. Deze Kirgiezen laten ons hun yurt van binnen zien, een somber en rommelig hol. Bij Naryn staan enkele yurten voor ons klaar in het veld, comfortabel, elk met twee heuse bedden. Een w.c. is er niet, dus dat gebeurt buiten tussen de struiken. Ik sla het diner over, ben te moe en ga meteen naar bed. Er is geen water, dus wassen, scheren en tandenpoetsen is er ook de volgende ochtend alweer niet bij.
Om 5 uur een redelijk goed ontbijt (met nan natuurlijk) en daarna, enigszins gammel, hijsen we ons weer in de bus voor een rit van negen uur (plus zeven uur oponthoud aan de grens!) naar Kashgar in Sinkiang (China). Elk van ons kreeg een lunchpakket mee met een ei, grote tomaat en augurk en… nan). We komen haast geen kudden schapen of andere dieren tegen. Midden in de lege ruimte staat er opeens een groot portret van de President van Kyrgystan. Hier en daar moeten we even stoppen bij een checkpoint, dan komt de finale paspoortcontrole in Kyrgystan, die 2½ uur in beslag neemt. We rijden nu langs de Chinese grens, die door palen met draden is afgebakend. Passeren de Narzan-bron (vroeger het mineraal water in de Sovjet-Unie, die nu het veld in stroomt en niet meer wordt geëxploiteerd). De T’ien Shan (Hemelse Bergen) rijzen majestueus voor ons op, bedekt met sneeuw. De weg klimt en we bereiken de Turugart Pas (3.700 m.), waar een grote poort staat, die de eigenlijke grens vormt. Aan de andere (Chinese) kant van de poort is een gebouw voor de grenswacht, maar niemand vertoont zich. Van die kant af gezien, staat er op de poort nog steeds CCCP (USSR) in plaats van Kyrgystan. Onze bus mag niet verder en de Chinese bus die ons zou afhalen is er niet, de gids van CITS (China Intern. Travel Service) evenmin. We moeten weer wachten. Tenslotte komt er een minibusje, gevolgd door een kleine truck met oplegger waar al onze bagage in wordt geladen. We kunnen er allemaal net in (wij vier Nederlanders gaan in de kleine truck) en 5 km. verder is de Chinese douane. Keurig geüniformeerd en heel correct, maar uiterst streng. Alle koffers moeten op de stoffige grond worden uitgeladen en geopend. Eindeloos palaver. Wat ik ook tegen de commanderende officier zeg (mijn Chinees komt uit boosheid weer terug), hij weet van geen wijken, hij heeft zijn kuei-ting, waarop ik hem verwijt dat hij zich toch wel overdreven streng aan zijn voorschriften houdt. Nog in geen enkel land, vertel ik hem, heb ik ooit zoiets meegemaakt, ook in China niet. Mijn koffers hoeven overigens niet open (diplo paspoort). We krijgen de indruk dat deze grensovergang nog niet lang (of vaak) in gebruik is en dat de douanemensen niet goed weten wat ze met die toeristen aan moeten. We verliezen hier 2½ uur. Maar we zijn nog niet klaar, want even verder is de Immigratiedienst: paspoortcontrole en inspectie handbagage. Onze groep staat in een lange rij te wachten, elk paspoort wordt door acht(!) verschillende ambtenaren gecontroleerd. Alles is hier primitief en armoedig. Ergens buiten is een ‘toilet’, een hok met gaten in de grond, een vreselijke stank verspreidend. Hier kregen we pas onze CITS-bus en gids; deze mochten — ongebruikelijk — ons niet bij de bergpas afhalen. Onze gids-tolk is een jonge vrouw van circa 30 jaar oud die matig Engels spreekt. Totale grensoponthoud zeven uur! We rijden nu China in, het landschap is puur Centraal Azië in zijn indrukwekkende kale schoonheid. Een breed dal, waardoor een weidse, in dit jaargetijde wat smallere rivier stroomt, met aan beide zijden en ver voor ons uit machtige bergen, hier en daar wat groen waar kudden schapen (meer dan in Kyrgystan), paarden en kamelen grazen. Er hangt een lichte nevel van woestijnzand en stof, waardoor vooral de verder gelegen bergen in een waas zijn gehuld. Deze nevel blijft ook dagenlang boven Kashgar hangen; het heeft de dag tevoren gestormd en daardoor is, zoals vaak, het woestijnstof uit de Taklamakan (240 km. verderop) hierheen gekomen. Helemaal gaar komen we ’s avonds om half elf in Kashgar aan. Een levendige, oosterse stad waar men ook op straat leeft, drinkt en eet. Straatbeeld gezellig, geen Sovjet-stijl huizen en café’s meer. We worden ondergebracht in de nieuwe vleugel van het Chinibagh Hotel (genoemd naar het vlakbij liggende vroegere Britse Consulaat-Generaal: ‘Chinese tuin’). Onze Engels-Poolse groepsleider Jurek, een vrolijke gay, maar vaak chaotisch en ongeorganiseerd, heeft de kok maar 15 minuten gegeven en het Chinees eten is dan ook slecht. Eindelijk geschoren en gedouched (het gewone water komt pas na een donkerbruine stroom). Jaap en ik zijn hier zó moe, dat we elk een eigen kamer hebben genomen ($30 bijbetaald, dus elk 15). In mijn kamer ligt een Welcome Card van het Qiniwak(sic) Hotel:
Qinwak Hotel Welcome you with warm arms. The luxurious and comfortable facility. the Good service as if a wisp of fresh wind will. lend you to the sweet and warm world.
Voorts een aansporing voor de hotelgast, die problemen heeft:
If you have any complaints do not hesitate to bloom us. (?)
Pas om 10.30 opgestaan, sla ontbijt over. Kan de dop niet van mijn Kirgiezische fles mineraal water krijgen (opener vergeten mee te nemen), drink warm water uit thermosfles van hotel en maak Nescafé. Later koop ik Chinees bronwater (koolzuurhoudend is niet te krijgen) dat T’ien-hsüeh (Hemelse Sneeuw) heet; op het etiket, waarop de woorden Tai Kong Shui (space water) en een astronaut zijn afgebeeld, staat:
[Tianxue] Pure High-quality Drinking Water is made by American precision pure water technology. Space water gaurantees the health of American spacemen and is an ideal drink for the person who values his life.
’s Ochtends met Jaap, Rob en Gail een kort bezoek aan de bazaar, de hotel lunch beter dan het eten gisteravond, daarna met de groep - onze kleine Chinese gids met een vlag voorop — weer naar de bazaar, waar je niet genoeg van kunt krijgen, zoveel is er overal te zien. Stalletjes met stapels vruchten (meloenen, vijgen enz.), straatjes met dampende noedels en sissende shish-kebab, met kinderen aan naaimachines, kooplieden met bonthoeden (veel lynx en karakul), boeken, huishoudelijke artikelen, houtsnijwerkers, timmerlieden. Er zijn nogal wat uithangborden van tandartsen. Platte broden (nan) worden gebakken, ’t ruikt goed. Hier en daar enkele, meest oudere vrouwen met een zwarte sluier, anderen daarentegen met hoge hakken of zelfs minirok. Fraai zijn de huizen met balkons van houtsnijwerk in Oeigoerse stijl. Dicht bij de bazaar is de Id Kah moskee, de grootste van China, maar veel minder indrukwekkend dan wat we in Samarkand en Bukhara hadden gezien. Gail kende een chai-khana, die in haar gids stond, waar je op een balkon op de eerste verdieping zit en het hele leven van Kashgar onder aan je voorbij ziet gaan. Daar hebben we heel gezellig gezeten. Voor het avondeten drinken we iets aan de bar, maar er is weinig keus: geen whisky, vodka, gin of tonic, wel bier, Amaretto, Chinese brandy uit vijf granen gedistilleerd (niet lekker) en Sprite. Alleraardigst en geestig barmeisje dat prachtig Noord-Chinees spreekt, ze komt uit Hopei en heet Mêng (van Mencius) Na. Vroeg naar bed.
Weer niet ontbeten (ingewanden tikkeltje van streek, 1 imodium genomen) en bij hotel rondgewandeld, oude Britse C.G. van buiten bekeken. Kwam in gesprek met Engelsman die net via de Karakorum Highway was aangekomen, ze hadden 4 dagen in Gilgit vastgezeten als gevolg van landslides. Chinibagh is een doorgangsstation naar en van Pakistan, de bussen vertrekken hier en er is een douanepost. Ons hotel schijnt onder joint Chinese-Pakistan management te staan. We gaan naar het mausoleum van Abakh Khoja, profeet en heerser over acht oasesteden in de 17e eeuw, en het kerkhof waar de Moslim rebel en kortstondig leider Yakub Beg (2e helft 18e eeuw) anoniem zou zijn begraven. Het mausoleum een breed gebouw met groene tegels, geflankeerd door twee korte minaretten en met in het midden een koepel. De kleindochter van Abakh Khoja, de ‘Geurige Concubine’ (Hsiang Fei) van keizer Ch’ ien-lung, zou hier begraven liggen. Toen zij na een verblijf van 25 jaar in de Verboden Stad in Peking was gestorven, lieten haar familieleden haar naar Kashgar terugbrengen; de tocht duurde drie jaar. Misschien was de Fragrant Concubine toen wel een Smelly Concubine geworden… Op straat speelde een vrolijk inheems muziekje en ik kocht de cassette, die later natuurlijk tegenviel. Nu stond er een bezoek aan een kindergarten op het programma, een niet onaardige dansopvoering van 4–6 jarige meisjes en jongens. Vervolgens een Arts & Crafts workshop en tentoonstelling. Kon er geen enkel mooi jade sieraad vinden, maar kocht voor Irene een netsuke-achtige vis van ‘oude jade’. We zijn langs een kolossaal standbeeld van Mao Tse-tung gekomen, het op een na grootste van China, en er wordt een terras bijgebouwd. De Han-Chinezen hier, slechts 10 à 15 procent van de bevolking die grotendeels uit een Turkse taal sprekende islamitische Oeigoeren bestaat, schijnt nog vrij doctrinair communistisch te zijn. Misschien willen de Chinezen Mao daar ook laten staan als teken van hun dominantie en zou het gezichtsverlies betekenen als men het afbrak. De verhouding tussen de Han Chinezen en de ‘minderheden’ hier is, zoals bekend, gespannen. Een Chinees-sprekende Oeigoer bevestigde dit, toen ik klaagde over de ma-fan (trouble) die de Chinese douane aan de grens had gemaakt: ‘Wat denkt u wel hoeveel ma-fan zij ons steeds bezorgen? Ze vertrouwen ons niet en wij hen niet.’ Chinese lunch in hotel. Van het bijzonder matige eten in Uzbekistan zijn we afgevallen, maar bij de Chinezen komt het er weer aan. Vanmiddag doe ik niet met de excursies mee, douchen, haar wassen, het vele stof van koffer en tas afwassen, alles overpakken (als alles voor treinreis in één tas moet, zal die moeili jk dichtgaan), aantekeningen maken en kaarten schrijven bij kopje Nescafé, daarna uitrusten. Het is behoorlijk warm, er is geen airco. De anderen zijn naar de Sunday Market, maar dat lijkt me alleen zin te hebben op een Zondag, dan is het de beroemde markt, een fantastisch schouwspel, zegt men, uit alle delen van de provincie komen ze met hun paarden erheen. Vanavond 8 u. diner, daarna folklore show. We doen hier alles volgens de officiële Peking-tijd (twee uur later dan normaal zou zijn), waardoor het heel lang licht blijft. De klok van de moskee was twee uur achter bij Peking, haast een politieke uitdaging! Met een Tupolev vlogen we die avond naar Urumchi. Ik had gehoopt iets te zien van de T’ien Shan waar we overvlogen, maar er waren wolken en het werd al gauw donker. Urumchi een grote en indrukwekkende stad met brede straten, reusachtige gebouwen, kantoren en industrieën, maar karakterloos. Een weids hotel, Holiday Inn, veel rijke Chinese zakenlieden. Door slechte organisatie kwamen onze koffers maar niet en zaten we tot heel laat in de lounge te wachten, tot bleek dat ze allang gearriveerd waren en in een uithoek op het terras stonden. Jaap, een gezellige en interessante verteller, kan soms heel ‘short tempered’ zijn; hij was nog langer blijven wachten dan ik en had dus alle reden om flink boos te worden. We ploften laat in bed en moesten toch weer vrij vroeg op.
Op het station in Urumchi stond onze comfortabele trein, de Silk Road Oriental Express voor ons klaar. Jaap en ik samen een coupé, Rob en Gail een andere, en tussen ons in een wascoupé. Ruim waren ze niet, maar wat meeviel was dat we onze koffers op een kast kwijt konden. We kregen regelmatig heet water (of thee) en maakten dan meestal zelf Nescafé of chocolademelk. De trein met mahoniebekleding is eind jaren vijftig in oost-Duitsland gebouwd. Er is een groot restauratierijtuig en een ‘club-car’ met een bescheiden bar waar je kunt zitten.
We spelen er enkele keren bridge terwijl het dorre, maar wel weidse Centraal-Aziatische en later het groenere Chinese landschap aan ons voorbijglijdt. De verzorging is uitstekend, het Chinese eten goed.
Na een lang traject door de Gobi-woestijn bereiken we de oasestad Turfan waar enkele straten met druiventrossen overdekt zijn. Er is een belangrijke druivencultuur en overal zie je stenen gebouwtjes met gaten in de muren, waar de druiven in worden opgehangen om te drogen tot het rozijnen zijn: 5kg. druiven leveren 1 kg rozijnen op. Meloenen zijn er ook weer volop. Het is hier ruim 43 graden Celsius, maar deze droge hitte is goed te verdragen. We bekijken de irrigatiekanalen die ondergronds lopen (kharez-stelsel) waardoor het water niet verdampt. Op bijna 50 km. van Turfan bezichtigen we de ruïnes van Kaochang (Gaochang), ook genaamd Kharakhodja, in de 2e eeuw v. Chr. gebouwd als garnizoensstad, daarna hoofdstad van het koninkrijkje van dezelfde naam, dat rijk was aan boeddhistische tempels en kloosters. Het is ongelooflijk hoeveel in dit gebied overal van onder het woestijnzand tevoorschijn is gekomen en hoeveel er nog verborgen moet liggen. Het ene rijk na het andere… Hier zien we ook de Vlammende Bergen, zo genoemd omdat wanneer de hete lucht trilt en de late zon een roodachtig licht op deze kale rotsen werpt, het lijkt alsof de bergen branden. Tegen deze berghelling, hoog boven een ravijn van de Murtuk rivier, bezoeken we de boeddhistische grotten van Bezeklik (4e tot 14e eeuw). ’s Avonds vertrekken we met onze trein naar Liuyuan (Wilgentuin).
Het station van het stadje Liuyuan is het dichtst bij Dunhuang (120 km.), waar we met een bus heengaan. Daar zijn de beroemde grotten van Mogao, die ’s werelds grootste en rijkste reservoir vormen van boeddhistische manuscripten, beelden en fresco’s. Ze zijn ontstaan gedurende negen dynastieën, van de 4e tot de 14e eeuw. We gaan de ene grot na de andere binnen (sommige zijn gesloten) en het is een fantastische kunstverzameling, ook al is er in de loop der tijden veel beschadigd en gestolen (er zijn fresco’s die je alleen in Berlijn kunt zien). Maar er mag niet gefotografeerd worden, zodat Jaap enkele dia’s koopt en ik een fotoboek van een Chinese fotograaf, Wu Jian (Wu Chien). We overnachten in een hotel in Dunhuang en reizen met onze trein verder.
Een korte stop in de Kansu Corridor bij het zuidwestelijke uiteinde van de Chinese Grote Muur: Jiayuguan. De muur eindigt hier in een groot fort met torens; van de rijke karavanen werd belasting geheven. Verder door de Gobi via Lanchou, dat we niet te zien krijgen, verder oostwaarts, er is meer water en dus meer groen. Terwijl het landschap aan ons voorbij glijdt, spelen we bridge in de club-car.
Na het ontbijt steken we de Gele Rivier over. De treinreis is heerlijk rustgevend, het eten voortreffelijk, we hebben koffie en chocola bij ons, en we vervelen ons geen ogenblik.
We arriveren in Sian (Xi’an), eind- en beginpunt van de Zijderoute. Bij ons grote, luxueuze hotel worden we door een orkest met muziek verwelkomd en een spandoek: A warm welcome to guests of the Silk Road Oriental Express. Sian, oude hoofdstad o.a. van de T’ang, is nog steeds een oude Chinese stad met de bekende stadsmuur en poorten. Op de muur bij de zuidpoort kun je in de verte de noordpoort zien, als vroeger in Peking. Er zijn schilderachtige straatjes. We bezoeken de Wild Goose Pagoda, gebouwd in de 7e eeuw, waar de beroemde monnik Hsüan Tsang de van zijn voetreis naar India meegebrachte boeddhistische sutra’s en andere geschriften uit het Sanskriet vertaalde.
Bezoek aan de ondergrondse terra-cotta legers van de eerste keizer, Ch’in Shih Huang-ti die elke beschrijving tarten. Ook na de tentoonstellingen die ik in Brussel en Dortmund heb gezien, is deze reusachtige verzameling verbijsterend om te zien. ’s Avonds een banket met een show, o.m. danseressen in T’ang-kledij. De nacht brengen we in de trein door.
We komen in een andere oude hoofdstad aan: Loyang, waar we langs de Yi-rivier wandelen met aan onze rechterhand in de berghelling uitgeholde grotten met boeddhistische beelden en tekeningen. Ook bezoeken we een onderaardse boerderij met een boerin die een aristocratisch gezicht heeft, 80 jaar is en daar vast niet woont.
’s Ochtends komen we aan in Peking, het station herken ik niet, maar het blijkt ook niet het oude station aan de zuidkant te zijn, maar een nieuw west-station. Met een bus naar ons hotel: wolkenkrabbers rondom, fly-overs, druk autoverkeer. Peking is onherkenbaar, het lijkt wel Tokyo! Het Xiyuan (Westelijke Tuin) Hotel in San Li He Road heeft 23 verdiepingen en een ronddraaiend restaurant bovenop.