Prinses Nirgidma
Carl Barkman
Zij lachte mij toe en vroeg plagerig: "Spreekt u echt geen woord Mongools? Ik geloof er niets van. U weet zoveel over mijn volk! U doet mij sterk denken aan Henning Haslund." Dat was natuurlijk zo'n oosterse beleefdheid, en ik moest tot mijn spijt bekennen, dat ik die taal niet beheerste. Later zou ik van haar horen wie die Henning was. Haar Frans was prachtig, ze sprak ook goed Engels, Chinees en Russisch, zodat ik het niet kon nalaten haar te vragen of zij zelf nog wel haar Torgoet-Mongoolse taal sprak.
Haar gezicht begon te stralen en ze declameerde iets volstrekt onbegrijpelijks, dat heel muzikaal klonk, terwijl ze haar ogen geamuseerd half dichtkneep. Nirgidma, een prinses van de Torgoeten, gehuwd met een Franse diplomaat, liep tegen de veertig, en was een jaar of tien ouder dan ik, maar zag er veel jonger uit, toen ik haar in 1947 in Peking (Beijing) leerde kennen. Een slanke, charmante, jonge vrouw, die gezag uitstraalde en als een culturele autoriteit gold. Een oosterse schoonheid? Ja, maar ook westers, want haar kleding, haar gebaren en de onderwerpen, waarover zij sprak — althans toen we elkaar pas hadden ontmoet — waren westers, vooral Frans. Maar toen zij mijn grote interesse bemerkte voor de lotgevallen van haar volk, spraken wij dikwijls over de Torgoeten en over Centraal Azië in het algemeen.
Haar vroege jeugd had zij nog in de tentenkampen van haar nomadenvolk, de Torgoeten — een der grootste stammen der Oirat (West-Mongolen) — doorgebracht. In de verre noordwestelijke provincie van China, Sinkiang (Xinjiang), trokken zij van het ene weidegebied naar het andere. Het was een heerlijke tijd. Daar leefden ze met hun kudden paarden, kamelen en schapen temidden van de schitterende, ongerepte natuur: 's zomers op de hoogvlakten en alpenweiden tussen hoge, wit-glanzende sneeuwtoppen, en 's winters in de warmere dalen, de oases met hun tropische plantengroei. Hun leven was ook hard, wanneer zij aan grote hitte en droogte of ijzige koude blootgesteld werden.
Zij was nog een jong meisje, toen haar vader, Prins Palta, een hoge functie in Peking ging bekleden. Haar vader had jaren daarvoor enige tijd in Tokyo gestudeerd en daar was Nirgidma in 1907 geboren. In Peking kreeg zij een westerse opvoeding op een Franse nonnenschool, waar zij overigens ook Chinees leerde. Haar vorming werd afgerond door een universitaire studie in Brussel en Parijs, waar politieke wetenschappen, literatuurgeschiedenis en muziek zich om haar belangstelling verdrongen. Vanuit Frankrijk hield zij de Khan van de Torgoeten, Seng Chen (Toin Lama), en haar broer, die vorst was van de rechter, oostervleugel van de Torgoeten (taburn notog in Khara Ossun), steeds op de hoogte van de politieke en andere ontwikkelingen in het Westen. Zelf sprak zij er niet over, maar toen haar broer een keer in Peking op bezoek was, vertelde hij mij hoe welkom Nirgidma's berichten hun, in de geïsoleerde positie in Centraal Azië, waarin zij zich bevonden, steeds waren geweest.
Nirgidma ging ervan uit dat ik heel veel van haar volk wist, maar dat was helemaal niet het geval. Ik had haar verteld dat ik een doctoraal-scriptie had geschreven, in het Nederlands, over de terugkeer der Torgoeten uit Rusland naar China in de achttiende eeuw. Op haar verzoek vertaalde ik daaruit mondeling enkele passages. Haar volk en enkele geallieerde volksstammen waren in het begin der zeventiende eeuw uit Centraal Azië weggetrokken naar het gebied aan de Volga, maar toen de druk van Russische kolonisatie in dat gebied ondraaglijk was geworden, was in 1771 driekwart van hen, voornamelijk Torgoeten, plotseling uit Rusland weggetrokken, terug naar Centraal Azië. Daarover was veel geschreven, vooral in de Russische literatuur, maar ik was blijkbaar de enige, die de Chinese bronnen had bestudeerd en aan de hand daarvan had beschreven, hoe zij in China waren ontvangen. Dit verhaal fascineerde haar, het was een periode uit de geschiedenis der Torgoeten die voor haar tot op grote hoogte onbekend was. Later, toen ik in Hong Kong werkte, wilde de universiteit aldaar mijn scriptie graag in het Engels publiceren. Nirgidma, met wie ik was blijven corresponderen, vond dat een heel goed idee en hielp mij met de spelling van bepaalde woorden en namen. Toen het artikel was verschenen, was zij enthousiast en schreef mij zelfs dat het haar "livre de chevet" was geworden; dat zal ook wel een oosterse beleefdheid geweest zijn. Maar haar interesse was ongeveinsd en wij bleven met elkaar in — zij het sporadisch — contact.
Over de meer recente geschiedenis der Torgoeten in China wist ik weinig. Noch Nirgidma noch haar broer waren anti-Chinees, ondanks de behandeling die hun volk van de zijde der Chinezen, althans van de gouverneur van Xinjiang, ten deel was gevallen. In de late jaren twintig en begin jaren dertig waren de Torgoeten in Xinjiang onder hun Khan Seng Chen tot grote bloei gekomen, goed georganiseerd, zelfbewust en welvarend. Toen er in het begin der jaren dertig de zoveelste opstand tegen China van de islamitische bevolkingsgroepen in die provincie was uitgebroken, had de Chinese gouverneur van Xinjiang de Khan der Torgoeten en zijn belangrijkste medewerkers naar de provinciale hoofdstad Urumchi uitgenodigd 'om te bespreken hoe aan deze revolte het hoofd kon worden geboden'. Na het banket dat de gouverneur hun aanbood werden zij, terwijl zij met hem thee zaten te drinken, van achteren door diens bedienden doodgeschoten. In het land der Torgoeten leidde deze verachtelijke, verradelijke moordpartij tot heftige wraakacties, en uiteindelijk tot een periode van politieke en economische chaos en verval.
Hierover schrijft ook Henning Haslund Christensen, de Zweedse ontdekkingsreiziger, die deel uitmaakte van een expeditie onder Sven Hedin in Centraal Azië en geruime tijd onder de Torgoeten in China doorbracht. Zelf heeft hij die gruwelijke gebeurtenissen niet meegemaakt. Maar voor dit verhaal over prinses Nirgidma is het interessant te noteren dat hij op de terugreis van zijn laatste bezoek aan Centraal Azië Nirgidma, die later een voorwoord voor zijn boek schreef:
"Op een dag werden we ingehaald door twintig galopperende Torgoeten. Het waren flinke jongelui op pittige paarden, die wild genoten van de snelheid waarmee zij zich over de eindeloze steppen bewogen. [...] Het waren Torgoeten uit Khara Ossun, op weg om hun prinses af te halen." Toen ze weer weggegaloppeerd waren, vroeg Haslund zijn Torgoet metgezel, wat dat voor prinses was. Wist hij dat dan niet? Nirgidma werd op de steppe terugverwacht uit het land der Franken. Zij was dat dus, die Nirgidma van de Torgoeten, die door Seng Chen, de Khan, zo dikwijls was geciteerd en waarover hij in de tenten zoveel ongelooflijke dingen had gehoord, dat hij haar was gaan beschouwen als een verdichtsel: dat Mongoolse meisje dat de taal van het Westen sprak en wier eigenschappen haar tot een legendarische figuur in het land van de steppen hadden gemaakt.
Diezelfde avond kwamen ze, vermeldt Haslund, druipend van zweet en stoffig, in het grensstadje Chuguchak aan, waar hij Nirgidma ontmoette, een "slanke jonge vrouw, wier gracieuze Parijse kledij exotisch leek tegen haar donkere Mongoolse schoonheid. Slechts twee dagen eerder was zij uit de wagon-lit gestapt waarmee ze uit Brussel was gekomen. Haar spraak en houding waren gevormd door zeven jaar universitaire studie en leven in Europese hoofdsteden." Evenvele jaren nomadenleven had Haslund achter zich.
En zo gebeurde het dat zij daar zaten en geheel uiteenlopende indrukken van Oost en West met elkaar uitwisselden: zij bracht hem nieuws van zijn wereld in het Westen en hij vertelde haar over de steppen die haar oorsprong waren. Ze zaten in de zonovergoten binnenplaats van een Aziatische sarai met paarden, ezels, kamelen, en komende en gaande karavaanreizigers. Zij beheerste volledig en op elegante wijze de taal der Westerse cultuur en had passende antwoorden op al zijn vragen. Veertien uur lang spraken ze, en terwijl de tijd voortschreed kwam haar spraak meer en meer onder invloed van Mongoolse denkwijzen. Toen zij elk weer huns weegs gingen, namen zij afscheid in het Mongools.
In haar Voorwoord voor Haslunds boek vertelt Nirgidma over die ontmoeting en "het plezier, dat ons Mongolen zelden wordt verschaft, om vrij en ongedwongen over ons land te praten." Zij hoefde hem niets uit te leggen, want "hij was een van ons".
Nirgidma was getrouwd met een Franse diplomaat, Michel Bréal, die het grootste deel van zijn carrière in Azië doorbracht: o.m. als Consul-Generaal in Peking en als Ambassadeur in Afghanistan, Laos en Bangkok. Zij was een voortreffelijke diplomatieke gastvrouw, maar meer dan dat: een geleerde vrouw, die in Kaboel Perzisch leerde, ergens (waar weet ik niet) zich de Arabische taal eigen maakte en over een grote historische kennis beschikte. Zij hield vooral van lezen, maar ook van tuinieren en van muziek. Haar echtgenoot overleed in 1973.
In de jaren zeventig zou een hernieuwd contact met Nirgidma er mede toe leiden, dat ik een roman over haar volk ging schrijven. Mijn gesprekken met haar in 1947-48 in Peking over de dramatische tocht van Rusland naar China in de achttiende eeuw hadden zich vooral geconcentreerd op de wijze waarop de Torgoeten in China waren ontvangen en behandeld. Jaren later las ik in een oud Russisch geschiedenisboek, dat de tweede zoon van de Khan Donduk-Dashi, de jonge prins Asaray, door de Russen was gegijzeld om door hen verder te worden opgevoed (en ge-"brainwashed"?). Op mijn vraag, of zij iets over hem wist, antwoordde Nirgidma, dat volgens een mondelinge overlevering in haar familie, Asaray vóór de uitocht uit Rusland zou zijn vrijgekomen en tijdens de grote exodus en ook na aankomst in China een belangrijke rol zou hebben gespeeld. Schriftelijke bevestiging hiervan vermocht ik nergens te vinden.
Het leek mij een fascinerend onderwerp voor een roman. Hoe zou een jonge, oosterse en boeddhistich-opgevoede prins reageren op de pracht en praal van het St. Petersburg van Catharina de Grote en op die zo geheel andere cultuur en levenswijze? Zou hij zijn volk en zijn geloof trouw blijven, of bezwijken voor de vele verleidingen die op zijn weg zouden komen? Het was weer Nirgidma, die mij aanmoedigde deze vie romancée te schrijven. Na vele jaren van research, vaak onderbroken door ander werk, schreef ik Asaray, Nomade tussen Rusland en China en droeg de roman op "ter gedachtenis aan Nirgidma". Het boek verscheen in 1997; zij was helaas al in 1983 overleden.