Recensie van “Drakendans”, Personeelsblad Buitenlandse Zaken, april 1997
Carl Barkman is geen onbekende bij BZ. Deze oud-diplomaat laat nog geregeld van zich horen. Enige tijd geleden publiceerde hij bijvoorbeeld een biografie van Robert van Gulik, de schrijver van de onvolprezen Rechter Tieboeken. Barkman publiceerde voordat hij dit boek schreef vooral essays en beschouwingen.
Dit boek is duidelijk als roman bedoeld. De structuur doet enigermate denken aan Het Verboden Rijk van Slauerhoff. Barkman beschrijft de belevenissen en gevoelens van een groep mensen die leeft in de tijd dat Mao op het hoogtepunt van zijn macht kwam. Hij doet dit onder andere met behulp van een soort flash-backs die met name het karakter professor Soen heeft, over de Chinese keizer Tsjin Sje Hwang-ti. Een wreed heerser die het niet op intellectuelen had begrepen en velen van hen levend liet begraven. De keizer is meer algemeen bekend geworden toen zijn grote ondergrondse leger van terra cotta soldaten werd ontdekt. Mao wordt in de roman duidelijk vergeleken met de wrede keizer. Het boek ontrolt zich aan de hand van de beschrijving van een bezoek van een van de hoofdfiguren aan het huis waar zijn overleden vader, professor Soen, zich bevindt. Het huis van deze als ‘rechts element’ bestempelde intellectueel is door andere elementen leeggeplunderd. Alleen de min of meer verplichte buste van voorzitter Mao staat nog in huis. In het afscheidsbrief je dat professor Soen bij zich droeg, staat een kriptische zin, waaruit na enig puzzelen blijkt dat Soen zijn dagboek in het hoofd van de beeltenis van Mao heeft verborgen.
Wij schrijven dan 1970. De rest van het boek speelt zich vooral in het verleden af. De zoon en dochter van Soen beginnen in 1949 allebei vol idealen aan de opbouw van het nieuwe China. De een als secretaris van Tsjou En-lai, de ander als journalist in dienst van het communisme. De personages worden per hoofdstuk aan het woord gelaten. Voordeel daarvan is dat de lezer niet hoeft te twijfelen van wie de belevenissen en gevoelens worden beschreven. Een nadeel van deze bijzondere vorm is dat de roman daardoor wat schematisch en gecomponeerd overkomt. Barkman weet zich echter in de hoofdstukken een begaafd schrijver, wat veel goedmaakt en de gekunsteldheid voor het grootste gedeelte wegneemt. Zelfs als hij “Carl” aan het woord laat is dat niet echt storend. Wat ongeloofwaardig echter zijn de hoofdstukken waarin de zieleroerselen van voorzitter Mao uit de doeken worden gedaan. Barkman slaagt niet altijd voor honderd procent in om deze hoofdstukken geloofwaardig te laten zijn. Zinnen waarin Mao denkt: “Mijn nogal beperkte schoolopleiding heeft mij net genoeg kennis van de klassieke literatuur opgeleverd om met citaten te komen…” doen de lezer op zijn minst de wenkbrauwen fronsen.
Maar wie daar overheen stapt, heeft aan de roman van Barkman een aantal prettige uren. Ondanks de vele boeken die de afgelopen jaren over China en Mao zijn verschenen, is de prestatie van Barkman bijzonder te noemen. De verbinding tussen autobiografische gegevens, historische feiten en een romanwerkelijkheid is een geraffineerd mengsel. Zeker het onontkoombare in het boek spreekt aan. Samen met de figuren uit de roman beleeft de lezer de werkelijkheid in de zwartste dagen van communistisch China, Naast de alledaagse elementen als liefde, dood en de worsteling met min of meer alledaagse problemen, komt de bijzondere situatie uit de tijd van de ‘grote sprong voorwaarts’ en ‘laat duizend bloemen bloeien’ pregnant aan de orde. Een melancholische stemming maakt zich van de lezer meester bij het lezen van de laatste hoofdstukken, waarin de lotgevallen van de romanfiguren worden beschreven tot 1989. Er wordt afscheid genomen van een groep die verstrooid is geworden door de omstandigheden in en buiten China. De trouw aan China en/of de vlucht naar het buitenland, het maakt in dit geval niet uit. De band is gelegen in de gebeurtenissen die gezamenlijk zijn meegemaakt, ieder op eigen wijze, maar duidelijk samen.
Het boek geeft na lezing nog veel stof tot nadenken. Dat maakt de af en toe ongelukkige structuur ruimschoots goed.
Ton van Zeeland