Recensie van “Bestemming Jakarta” in Bijdrage tot de Taal-, Land- en Volkenkunde, 150-I, 1994
Door de nationalisatie van Nederlandse bedrijven, het verbreken van de diplomatieke betrekkingen en de Nieuw-Guineakwestie was de relatie tussen Indonesië en Nederland koel en afwachtend geworden. Nederland liet zich daarbij vooral leiden door gekwetste trots.
De Nederlandse regering koos echter snel eieren voor haar geld toen de Verenigde Staten weigerden haar te steunen bij de onenigheid rond Nieuw-Guinea. Bij de regeling van dit conflict was afgesproken dat de diplomatieke betrekkingen hersteld zouden worden; Barkman werd de eerste zaakgelastigde, met persoonlijke instructie van Luns om de Amerikaanse ambassadeur als laatste een bezoek te brengen.
Tussen mei 1963 en november 1964 spande Barkman zich in om het wantrouwen tussen beide landen te verminderen. Dit boek is een persoonlijk verslag van deze periode, vooral gebaseerd op persoonlijke correspondentie en de archieven van het ministerie van buitenlandse zaken. ‘Veel van wat hier wordt verteld is ‘sfeer” (6). Met een kleine staf gehuisvest in één kamer van Hotel Indonesia wordt de zaakgelastigde al snel overstelpt met werk. Maar zowel het eerste contact met de Indonesische minister van buitenlandse zaken Subandrio als de eerste ontmoeting met president Sukarno verloopt voorspoedig. Subandrio voorspelt dat Barkman weinig problemen zal hebben bij zijn werk zolang hij voorzichtig te werk gaat en niet te hard van stapel loopt. Het was Barkman al snel duidelijk dat zijn werk een stuk makkelijker zou worden als hij Sukarno een staatsbezoek aan Nederland in het vooruitzicht zou kunnen stellen. De Nederlandse regering is hier echter nog niet aan toe. De betrekkingen raken in een impasse als Indonesië zijn discriminerende bepalingen ten aanzien van de Nederlandse handel opheft en Nederland daar slechts zeer geringe kredietfaciliteiten tegenover stelt. Vooral het ministerie van financiën stelt zich halsstarrig op. Een ontmoeting tussen Luns en Subandrio in New York in september 1963 moet de zaken weer vlot trekken. Luns doet bij die gelegenheid onder strikte geheimhouding de toezegging dat Sukarno welkom is als de zaken die Nederland geregeld wil zien, met name de schuldenkwestie, tot een bevredigend einde zijn gebracht. In juli 1964 bezoekt Luns Indonesië. ‘Elk gezelschap waar hij optrad wist onze minister op de hem eigen meesterlijke wijze te bespelen’, aldus Barkman. In een gezamenlijk communiqué wordt uiting gegeven aan het herstel der goede betrekkingen.
Barkman komt in zijn boek naar voren als een aimabele diplomaat, die steeds met de nodige tact weet te reageren op de Indonesische gevoeligheden. Hij had meer problemen met de lange tenen in Den Haag, waar men niet zo snel over het recente verleden heen kon stappen: ‘Het grootse genereuze gebaar en de nodige durf ontbraken maar al te vaak’. Dit vlot geschreven boek vol met aardige anekdotes zoals over een groep Nederlandse studenten die Indonesië bezochten onder leiding van ene J. N. Scholten, die onverstandige uitspraken deed (namelijk dat een volksraadpleging in Nieuw-Guinea op dat ogenblik niet belangrijk was), is als verslag uit de eerste hand een welkome aanvulling op de bestaande literatuur over de verhouding tussen Nederland en Indonesië.
Henry Hermsen