Recensie van “Een man van drie levens” in De Volkskrant, 12 januari 1994
DECEMBER 1962. Zonder een cent, in Marseille. In de havenbuurt lokken de restaurants met kreeft en champagne: oud en nieuw staat voor de deur. Net als ik de heren die me aanspreken wat beter begin te bekijken — een leuke man en geld toe — arriveert er een royale cheque. Een pakje met brief volgt. Wil ik het manuscript van een Rechter Tie-mysterie eens op het Nederlands controleren? ‘
Het manuscript is van Robert H. van Gulik, op dat moment 52 jaar oud. Hij spreekt en schrijft behalve Japans en Chinees onder andere ook nog Tibetaans, Mongools, Hindi, Koreaans, Sanskriet, Arabische en Russisch. Evenals zijn romanheld Rechter Tie, een door de Chinese legende geromantiseerde historische figuur (630-700), bespeelt hij de antieke zevensnarige Chinese luit (waarover hij een standaardwerk schreef) en leidt hij het leven van de ‘geleerde-ambtenaar’. Zijn hang naar het Oosten voert terug naar zijn gelukkige kindertijd in ‘Indië’, waar zijn vader, ‘Willem de Kozak’, een hoge rang bij het KNIL had.
Toen Robert op zijn elfde met de familie terug moest naar Nederland, vroeg het weetgierige knaapje zich na het lezen van Jules Vernes Wonderbaarlijke avonturen van een Chinees af: hoe zou ik meer te weten kunnen komen over deze geheimzinnige cultuur? Robert heeft dan al, op zijn tiende, een manuscript verlucht met tekeningen voltooid, getiteld De Wajangs. Het Javaanse schimmenspel was zijn grote hobby en hij vergastte de familie geregeld op voorstellingen.
Robert van Gulik (l) in 1959 op weg naar de koning van Maleisië.
In Holland wil Robert na het gymnasium aanvankelijk letteren gaan studeren, maar toevallig ziet hij een advertentie waarin jonge ambtenaren worden gezocht voor het bureau Oost-Aziatische Zaken in Batavia. Een beurs van drie jaar voor Chinese en Japanse studies plus het verplichte Rechten in Leiden en een jaar studie in China. Robert wil in het Oosten wonen en ambieert een functie waardoor hij actief aan het leven aldaar kan deelnemen en het van binnenuit kan leren kennen. Hij studeert in recordtijd af en promoveert op een origineel onderwerp: de paardencultus in China en Japan. Na een verhouding van vijf gelukkige jaren met zijn achttien jaar oudere hospita — door haar bij het afscheid aan de trein beëindigd — vertrekt hij in 1935 met de transsiberische naar Tokio.
De Nederlandse gezant generaal Pabst is niet zo blij met de jonge doctor, die zich meer voor cultuur dan voor politiek interesseert en zet hem voorlopig dan ook maar aan de boekhouding. Misschien is de oude Pabst wel jaloers: zelf komt hij niet verder van ‘goedendag’ in het Japans…
Maar ook hier lacht het geluk de onconventionele Robert weer toe: hij zal zeven jaar met Kachan samenwonen, een lief en vroom Boeddhistisch meisje, ‘dat de gunsten van haar meester geniet’, zoals ze het zelf omschrijft. Deze stabiele verhoudingen, zijn latere huwelijk met de CHinese diplomatendochter Shih-fang incluis, scheppen een uitstekend werkklimaat. De door hem druk gefrequenteerde buurten van vermaak schijnen daarop niet van invloed te zijn geweest. Van Gulik studeerde en deze geniale amateur besteedde dagelijks met zijn leermeesters enige uren aan talen, luit en kalligrafie. De diplomatieke bezigheden waren een noodzakelijk kwaad: er werd dan ook vaak onder diensttijd gebiljart. ‘Dienstreizen’ en ‘ziekteverlof’ behoorden tot de andere ontsnappingsmogelijkheden.
Erotische prent van de diplomaat/schrijver/geleerde.
Met de dichter Bloem antwoordde de ongrijpbare Van Gulik zijn geprikkelde superieur: ‘Ik kom altijd te laat, maar ik ga ook altijd te vroeg weer weg’. Werd de situatie onhoudbaar, dan verscheen er plotseling een briljant rapport over een onbekend aspect van de oosterse samenleving — geheime genootschappen bij voorbeeld — dat ‘Den Haag’ zuchtend en fronsend terzijde zal hebben gelegd.
Toch zat er wel schot in de carrière van deze ‘rare sinjeur’ (Luns) en oriëntalist van formaat: Tokio, in Oost-Afrika als geheim-agent!, Chungking, Washington, in New Delhi als gezant en in Kuala Lumpur als ambassadeur.
Wij, zijn lezers, hebben in elk geval die beminnelijke en wijze Rechter Tie-figuur aan hem te danken. Van Gulik vertaalde het anonieme achttiende-eeuwse-manuscript, waarin het speurwerk van de T’ang staatsman en meesterdetective uit de tijd van keizerin Woe werd beschreven. ‘Aziaten wisten niets van hun cultuur en keken er zelfs op neer’. Van Gulik wilde hen laten zien dat ze zelf iets beters hadden dan de vertaalde Amerikaanse pulp die de ‘markt overstroomde.
Door hun originaliteit, authenticiteit, boeiende intrige en heldere stijl werden deze detectives zowel in het Westen als in Azië populair (één miljoen verkochte exemplaren). Van Gulik beschouwde al zijn romanfiguren — van rechter tot boef — als afsplitsingen van zichzelf.
Prins Bernhard vertaalde een titel in het Spaans, Fantasma en Fu Lai. Koningin JUliana was gecharmeerd… Op de door de auteur ‘in Chinese stijl’ vervaardigde illustraties van bekoorlijke jongedames (courtisanes) na: ‘Moet dat nou, meneer Van Gulik?’ Van zijn baanbrekende studie Sexual life in ancient China en zijn Erotic colour prints of the Ming period — alleen ter inzage voor vakgeleerden — waarin Van Gulik blijk geeft van een fenomenale kennis van filosofische, taoïstische, en boeddhistisch-tantrische terminologie, zal Hare Majesteit wel niets hebben geweten.
Van Gulik, die een kettingroker was, stierf op 57-jarige leeftijd aan longkanker. In het rouwregister stonden de namen van zowel Japanse ministers, kunstenaars als lieden uit buurten van vermaak. Met Een man van drie levens, de biografie van diplomaat/schrijver/geleerde Robert van Gulik hebben de sinologen en ex-diplomaten Barkman en De Vries-Van der Hoeven een voortreffelijk gedocumenteerd portret van een uitzonderlijk mens geschetst.
Margreet Hirs