Recensie van „Een man van drie levens” in De Telegraaf, 29 januari 1994

Robert van Gulik, een man van drie levens

Biografie van sinoloog, detectiveschrijver en diplomaat

Onder de titel ‘Een man van drie levens’ verscheen onlangs bij uitgeverij Forum een biografie van de diplomaat, schrijver en geleerde Robert van Gulik (1910-19671). Van Gulik werd weréldberoemd door zijn Rechter Tie-romans. Hij heeft ooit gezegd: ‘Rechter Tie, dat ben ik’. Maar hij was meer: een geleerde van uitzonderlijk formaat die Sanskriet en Tibetaans kende, eenmaal zelfs een boek uit het Chinees in het Japans vertaalde, en in China als een belangrijk calligraaf werd beschouwd. Hij maakte in Chinese stijl zelf de tekeningen bij zijn detectiveromans.
Hij trouwde met een Chinese uit een aanzienlijke familie en kreeg vier kinderen. In de oorlogsjaren was Van Gulik in Afrika geheim agent voor de geallieerden. Hij moest onder meer de gangen nagaan van een Egyptische prinses, die verdacht lange reizen maakte. Het moet een kolfje naar zijn hand, zijn geweest. De charmante prinses nodigde de Nederlandse diplomaat bij zich uit op de thee in Caïro.
Uit de nu verschenen biografie, die voor een deel is gebaseerd op de autobiografische aantekeningen, die Van Gulik destijds op verzoek van zijn Britse uitgever schreef, aangevuld met wat hij in zijn zakagenda’s noteerde, wordt zichtbaar dat hij in zijn jonge jaren een fervente vrouwenliefhebber was, die met name in Japan nauwkeurig bijhield welke veroveringen hij maakte. Pikant detail daarbij is dat het in de meeste gevallen om betaalde liefde ging. De schrijvers van ‘Een man van drie levens’, C.D. Barkman en H. de Vries-van der Hoeven, hebben Van Gulik beiden persoonlijk gekend. Hun boek zal niet het laatste woord over Van Gulik zijn, maar het bevat een schat aan onbekend materiaal.

C.D. Barkman en mevrouw De Vries-van der Hoeven zijn beiden sinoloog. Eerstgenoemde heeft als oud-diplomaat dezelfde post van ambassadeur in Tokio bekleed als Van Gulik, Helena de Vries-van der Hoeven was getrouwd met een diplomaat en werkte zelf ook in de buitenlandse dienst. Het echtpaar diende in Tokio onder Van Gulik en was met hem bevriend.

„De eerste keer dat ik hem ontmoette was ik pas tien jaar,” herinnert zij zich. „Van Gulik arriveerde in Harbin waar mijn vader honorair consul van Nederland was. Hij bleef daar een week en kwam dagelijks bij mijn ouders over de vloer. Ik was zeer van hem onder de indruk. Hij was net gepromoveerd, terwijl ik sinds mijn zevende Chinese les kreeg van de leraar van mijn vader. Dat gebeurde overigens op vrijwillige basis. Van Gulik raakte gesteld op die leraar en nam hem overal mee naar toe. De leraar sprak mooi Peking-Chinees. Van Gulik, die de taal perfect beheerste maar altijd een Nederlands accent heeft gehouden, was zo van hem gecharmeerd dat hij hem wilde meenemen naar Japan. Dat vond ik geen leuk idee.”

„Daar in Harbin,” vervolgen beide biografen om beurten, „wilde Van Gulik opeens trouwen met een Russisch meisje dat hij in die ene week had leren kennen. Dat was een vreemde zaak omdat hij in Nederland net afscheid had genomen van zijn vriendin Nellie, de weduwe van een archeoloog, bij wie hij aanvankelijk als student op kamers woonde. Zij had een zoon en was veel ouder dan hij. Van Gulik was zeer op haar gesteld. Op zijn promotiediner zat zij aan tafel als zijn hospita. Zijn ouders waren op de hoogte, maar hielden de fictie in stand. Zij hebben hem altijd helemaal vrij gelaten. Uit zijn biografische notities blijkt dat zij zelf de knoop doorhakte. Toen hij in Nederland bij de Transsiberische afscheid van haar nam, zei zij dat het beter was alle contacten te verbreken, en spraken zij af alle foto’s en correspondentie te vernietigen. Dat heeft hij toen ook gedaan.”

Keerpunt

„Het tweede keerpunt in zijn leven was in Japan. Er is een merkwaardige foto van hem bewaard gebleven waarop hij in Japanse klederdracht staat. Die foto bevond zich bij zijn autobiografie. Diezelfde foto kwamen wij later echter ook tegen bij een kennis, en toen bleek dat hij de vrouw ernaast had weggeknipt: zijn huishoudster. Misschien vond hij haar niet mooi genoeg, of anders wilde hij zijn hele levenswandel niet afficheren, was hij bang dat hij naar buiten toe een gekke indruk zou maken. Voor zijn vrienden en kennissen hoefde hij dat niet te doen. In Tokio wist iedereen dat hij er twee maîtresses op nahield.”

„Van Gulik was niet iemand die uit zichzelf veel ambassadewerk deed. Wat hem echt het meeste boeide was calligrafie, Chinese literatuur, het luitspel, zegelsnijden en alles wat bij het leven van de traditionele Chinese geleerde hoorde. Maar hij had geweldige contacten en kon snel werken. Iemand met zoveel kanten als hij is moeilijk te beschrijven, maar hij zorgde er ook wel voor dat de nieuwsgierigheid niet werd bevredigd. Aan de ene kant was hij zwaar conservatief, maar anderzijds ook weer heel liberaal en zelfs libertijns. Janwillem van de Wetering heeft in zijn verdienstelijke biografie een boeddhist van hem proberen te maken. Ik heb willen vertellen wat wij van hem te weten zijn gekomen zonder daarover te speculeren,” zegt drs. Barkman. „Ik herinner mij dat ik in 1946 met mijn collega Boon in Chungking een lange wandeling maakte. Het was erg warm. We kwamen bij een huisje buiten de stad en vroegen of we wat konden drinken. Toen de bewoner hoorde dat wij uit Nederland kwamen, vroeg hij of wij de beroemde calligraaf Kao Lo Pei kenden. Dat was de Chinese naam van Van Gulik.”

„Van Gulik had weinig slaap nodig. Vanuit onze woning konden wij tot diep in de nacht het licht op zijn kamer zien branden,” zegt mevrouw De Vries. „Hij was iemand die ieder vrij kwartiertje benutte. Misschien voorvoelde hij met zijn zwakke gezondheid dat hij niet oud zou worden. Anderzijds was hij onmatig. Hij at te veel, was dol op lekker vet Chinees eten en rookte als een schoorsteen.”

„Alles wat je van Van Gulik leest is helder, ondanks de vaak zeer ingewikkelde materie en ondanks het feit dat hij in het Engels schreef,” besluiten de beide biografen.

I. Sitniakowsky