Artikel over Barkmans tijd in Athene tijdens de militaire dictatuur
“Op de dag dat het voor de kolonels misliep verdween iedereen opeens. Mensen die gisteren nog namens het bewind met je gesproken hadden waren plotseling weg. Dat was heel wonderlijk, zo geruisloos als de zaak tot een einde kwam. Anderzijds zag je auto’s stoppen voor de regeringsgebouwen. Daar kwamen de oppositieleden uit. De meesten waren half ondergedoken vrienden van me, die het al die jaren heel moeilijk hadden gehad, maar nu heel zelfverzekerd naar binnen stapten om te gaan praten over een nieuwe regering — waaraan ze zelf zouden deelnemen natuurlijk”.
“In die verwarring kwam ook Karamanlis terug uit Parijs. In een speciaal vliegtuig van Giscard d’Estaing. Op het asfalt van de weg naar het centrum stond met reuzenletters ‘ESA kato’ gekalkt: weg met de geheime politie. En de mensen reden ritmisch toeterend en met vlaggen zwaaiend in hun auto’s rond en scandeerden ‘erchete, erchete!’: hij komt, hij komt. Alsof het over de heiland ging, en zo was het misschien ook in hun perceptie”.
“Karamanlis was de redder uit den vreemde op wie ze zo lang hadden gewacht. Een sacraal moment, zou je kunnen zeggen. Dat gevoel werd nog versterkt door de kaarsjes die ze, in afwachting van Karamanlis, overal aanstaken. Het had iets devoots, en toen merkte je opeens hoezeer de mensen al die jaren onder druk hadden gestaan”.
“De kolonels waren botteriken. Ze zeiden dat ze treinladingen bewijzen konden aanvoeren dat een communistische staatsgreep op handen was geweest, maar die bewijzen kwamen niet. Ze hadden het parlement naar huis gestuurd en de kranten mochten niet schrijven wat ze wilden. Dat stak Europa: het feit dat de Grieken, bakermat van de democratie, tot zoiets in staat waren”.
“De kolonels waren ook niet al te slim in hun voorkomen en optreden. Iemand als Pattakos bijvoorbeeld was een zeer bescheiden denker. Dat was iemand die stopte als hij achter een auto reed waaruit een peuk werd gegooid, die peuk opraapte en die man gevangen liet nemen. Ja, dat is echt gebeurd. En er mochten geen mensen in bikini het strand op en zo. Hij was een van de rechtlijnigsten. Hij bedoelde het misschien niet zo kwaad; maar hij was gewoon beperkt”.
25 maart 1973: George Papadopoulos, de kolonel die premier was, neemt een militaire parade af naar aanleiding van de Griekse onafhankelijkheidsdag.
“Papadopoulos was een heel ander verhaal. Hij bezat een zekere boerenslimheid, en misschien nog wel meer dan dat. Zeker, de omschrijving ‘koning eenoog’ gaat voor hem op. Maar hij begreep beter dan de anderen dat politiek een kwestie is van geven en nemen en hij zei geen domme dingen. Pattakos bijvoorbeeld had me gezegd dat ik geen contact met de oppositie mocht hebben, maar Papadopoulos herriep dat gewoon. Hij zei: ‘Er wordt overal beweerd dat het hier zo vreselijk is, dus u mag overal reizen en met iedereen spreken om dat te controleren’. Zo was hij”.
“Het werd ook inderdaad soms een beetje opgeklopt, vind ik. Je kreeg in Athene vanuit Den Haag voortdurend vragen. Die kreeg minister Luns van Van der Stoel, toen parlementslid, En die vragen kwamen vaak uit de koker van organisaties als Amnesty International. Er waren heel wat van die organisaties, en dan moest ik dat nagaan. Soms klopte het wat ze beweerden, maar vaak ook niet. Dat was dan lastig, want hoe moest je dat zeggen?”.
“Neem die beroemde communistische componist Theodorakis. Van hem werd door Amnesty gezegd dat hij zwaar aan tbc leed. Maar ik sprak een arts van het Rode Kruis die hem de dag daarvoor nog bezig had gezien als organisator, blakend van energie. Theodorakis wilde gewoon weg, dat was duidelijk” . “Toen kwam Den Doolaard, de schrijver. Die had met de vrouw van Theodorakis, een kinderarts, gesproken. En die had gezegd: ‘Die ziekte, die gebruiken we als politiek wapen. Dat houdt de mensen scherp’. Ik heb dat wel vaker gehad, dat er dus gezegd moest worden van: sorry hoor, maar wat je daar bericht klopt niet”
“Intussen had ik een zeker respect voor mensen als Theodorakis. Dat hij in opstand kwam tegen de onderdrukking van de vrijheden, dat had ik oók gedaan als ik Griek was geweest. Ik voelde me in zekere zin solidair met mensen als hij. Met de intellectuelen vooral: de journalisten, de parlementariërs. Die heb ik ook wel informeel geholpen”.
“Aan Pesmazoglou, een links-liberale econoom met wie ik bevriend was geraakt en die niet ver van me vandaan woonde, gaf ik bijvoorbeeld een sleutel van onze ambtswoning. Daar kon hij zó in als hij in problemen zou komen. En die had hij zeker; bovendien waren er aanwijzingen dat zijn vrouw iets zou kunnen overkomen. Ja, het waren soms griezelige, onzekere tijden. Die sleutel heb ik hem overigens gegeven zonder autorisatie van Den Haag te vragen. Ik heb daar later informeel een briefje over gestuurd, waarin ik stelde dat ik aannam dat het in overeenstemming was met het Haagse beleid”.
Dr. Carl Barkman: “Die idiote mislukte putsch op Cyprus maakte gelukkig snel een einde aan het kolonelsbewind.”
Ik nam misschien wel een aparte positie in. De Scandinaviërs hadden hun ambassadeur teruggetrokken. En wij waren met hen de enigen geweest die een klacht over de schending van de. mensenrechten bij de Raad van Europa hadden ingediend. We waren dus de voorhoede van de Westerse landen die zich hadden geprofileerd tegen het kolonelsregime”.
“De Amerikanen waren ook wel actief, maar op een andere manier. Enerzijds waren ze veel voorzichtiger om het delicate NATO-spel met Turkije binnen de perken te houden. Dat was moeilijk, omdat de Grieken’ nu eenmaal last hebben van een groot gevoel van ‘filotimo’: lange tenen, zouden wij zeggen. Het is een scherp gevoel van eigenwaarde, en wee je gebeente als je dat krenkt”.
"Het was voor ons buitenlandse diplomaten heel lastig om de kolonels persoonlijk nader te leren kennen. Het waren zonder uitzondering mensen van eenvoudige komaf en ze slaagden er zeker niet in het receptie-circuit in Athene van hun eigen koloriet te voorzien. Ze waren zelf vrijwel nooit van de partij en van de vakministers in hun regering waren er ook maar heel weinig ‘salonfähig’. Je had dus nooit de gelegenheid tot een informeel gesprek. Af en toe stond je wel voor raadsels, hoor”.
“Zo kwamen de dames van de women’s club op de thee bij mevrouw Papadopoulos. Ze ontving hen terwijl ze bezig was een afbeelding van koningin Annemarie op een kussen te borduren, de vrouw van koning Konstantijn die op dat moment in ballingschap was gedreven door haar echtgenoot!”.
“Rond Konstantijn herinner ik me een episode die illustreert hoe ongelooflijk bot de Amerikanen ook konden zijn ten aanzien van Griekenland. Hun ambassadeur in Athene, een zekere Tasca, bezocht de koning in Rome. Dat was niet zo vreemd; ik had dat al eerder gedaan, omdat mijn geloofsbrieven aan de koning gericht waren”.
“In de begintijd van de kolonels was de positie van Konstantijn nog niet direct duidelijk. Maar dat bezoek van Tasca werd bepaald geen succes. Die man was getrouwd met een Italiaanse, wier vader rijk was geworden door het herstel van de Romeinse riolen. ‘Pecunia non olet’, riep men daarom wel eens als het over dit koppel ging: geld stinkt niet. Ze hadden op een ambassadeursschap in Rome gehoopt, maar dat was dus niet doorgegaan”.
“Hoe hoog ze dat zat bleek wel op audiëntie bij Konstantijn in hun geliefde Italië:’ ‘It had to be Greece, can you imagine?’, zei die vrouw toet:l. Nou, dat viel niet goed natuurlijk bij , de koning der Hellenen. Maar zo waren de Amerikanen in hun houding tegenover de Grieken. Later kwam Kissinger daar nog eens overheen met zijn behandeling van Cyprus als een stukje real estate van de VS. Daar moest Griekenland zich niet zo over opwinden, vond hij’.
“Dus ook als reactie op de Amerikanen’ was het opgeklopte nationalisme van de kolonels soms wel begrijpelijk. En eerlijk gezegd had Papadopoulos het misschien nog niet zo slecht voor met zijn land. In elk geval heeft hij na een aantal jaren aan. toonbaar gestreefd naar een normalisering van de situatie”.
“Op 1 juni 1973 riep hij de republiek uit en op 29 juli werd hij per referendum tot president gekozen. Twee weken later wer de staat van beleg opgeheven en op 21 augustus kregen vrijwel alle politieke gevangenen amnestie. Dat waren toch bepaald positieve maatregelen van Papadopoulos, zou ik zeggen”.
“Maar net toen het een beetje de goede kant leek uit te gaan kwam het geval van de Politechnion in Athene, waar de overheid met geweld een eind maakte aan een bezetting van de campus door studenten”.
“De tv-beelden van ‘Brandpunt’ zijn beroemd geworden. Het was natuurlijk ook dramatisch wat zich daar afspeelde. Maar toch: ook daar is door de pers een geweldig sensatieverhaal van gemaakt. Dat het leger met tanks over de studenten heen zou zijn gereden en dat er tientallen doden waren gevallen”.
“Nou, dat was niet waar, hoor. Er werd door de menigte met stenen gegooid naar de soldaten. Die kregen de opdracht de orde te herstellen en ze dachten dat alleen al de aanblik van — tanks daarvoor voldoende zou zijn. Die lieten ze dus opdraven, puur voor de intimidatie. Toen de studenten echter bleven doorgaan met gooien hebben ze met een tank de poort van de Politechnion open geramd, waarbij twee doden zijn gevallen. Maar het was geen echte opstand, zoals er door bepaalde kringen van werd gemaakt, het was meer symbolisch wat er gebeurde”.
De studenten wilden vrijheid van meningsuiting en hervormingen, eisen die deels van vóór het kolonelsbewind stamden, want de professoren hadden in Griekenland een soort patriarchale macht. Met de kolonels had het geheel dus maar ten dele te maken”.
“Maar het was wel het begin van het einde voor de kolonels. Want voor de meest afstotende onder hen, loannidis, was ‘Politechnion’ voldoende aanleiding om tot actie over te gaan. Die Ioannidis was als de dood dat er in Griekenland weer een in zijn ogen bandeloze democratie zou komen. Hij pleegde toen, eind 1973, een alweer geruisloze staatsgreep, ditmaal een coup van ‘les purs’ zoals wij ze noemden. De zuiveren in de leer, zeg maar. Papadopoulos werd afgezet en kreeg huisarrest”.
“Ioannidis was een bloedserieuze fundamentalist. Hij had het gevoel dat hij een heilige vaderlandse missie vervulde, die er op neerkwam dat Griekenland heel strak moest worden geregeerd. Hij was echt een vreselijke vent. Als hoofd van de ESA was hij wel degelijk verantwoordelijk voor de martelingen. Eigenlijk zou je moeten zeggen: laat die Papadopoulos nu maar vrij, want die heeft zijn straf wel gehad. Hij heeft het niet verdiend om zijn hele leven lang vast te zitten. Houd die loannidis maar vast, want die heeft wel degelijk een en ander op zijn geweten. Alleen omdat hij die idiote mislukte putsch op Cyprus opzette is er gelukkig snel een eind aan zijn bewind gekomen”.
De Griekse kolonels
In de na-oorlogse geschiedenis van Europa is er (we laten Turkije buiten beschouwing) maar één land aan te wijzen waar een bestaande democratie door een rechtse militaire coup van tafel is geveegd: Griekenland. Daar grepen enkele kolonels onder leiding van George Papadopoulos in 1967 de macht in een voor dit soort ondernemingen typerende, zich snel verdichtende sfeer van maatschappelijke en economische malaise en geruchten over andere groeperingen, in casu de Griekse communisten, die ook op een machtsgreep uit zouden zijn. De tanks (van Amerikaanse makelij) doken op in de straten, maar ze zwegen en er vloeide vrijwel geen bloed. Effectief waren de kolonels wel. De jonge koriing Konstantijn ging al spoedig in ballingschap, het parlement werd ontbonden en de persvrijheid ingeperkt. De voornamelijk uit intellectuelen bestaande oppositie werd hard aangepakt, met name door de geheime politie ESA, die haar gevangenen verschrikkelijk martelde. Daar werd in het omringende Europa steeds feller op gereageerd. Nederland liep daarbij voorop, samen met de Scandinavische landen. Het PvdA-kamerlid Max van der Stoel was rapporteur inzake mensenrechten voor de Raad van Europa, en door hem werd Griekenland in dat forum dan ook aangeklaagd en uiteindelijk uit de raad gezet. De ‘axiomatiki’, zoals de kolonels in het Grieks worden aangeduid, hebben het zeven jaar uitgehouden. Toen pleegde een van hen, de beruchte veiligheidschef Ioannidis, in 1974 een soort fundamentalistische vervolgcoup, die niet lang daarna uitmondde in een wilde machtsovername op Cyprus, waar de fameuze aartsbisschop Makarios werd afgezet. Dat was voor Turkije reden Cyprus binnen te vallen en het eiland voor een derde deel te annexeren, waarmee tevens in Athene het doek over het kolonelsbewind viel. De in Parijse ballingschap verblijvende gematigde politicus Karamanlis werd onder groot enthousiasme van het juichende Griekse volk als nieuwe president in Athene binnengehaald.
Alexander Münninghoff