Recensie van “Ambassadeur in Athene” in personeelsblad Buitenlandse Zaken

Ambassadeur in Athene

In zijn boek behandelt Barkman de gebeurtenissen in Griekenland tijdens zijn verblijf aldaar van 1969 tot 1975, derhalve de laatste jaren van het kolonelsregime, de machtsovername door de tegenstanders van deze dictatuur en het herstel van de democratie, waarbij men steeds voor ogen moet houden, dat het begrip “democratie” in het 20e eeuwse Griekenland niet geheel overeenstemt met de staatsvorm onder die naam, zoals die blijkens de overlevering bestond in de gloriedagen van het Athene van Pericles en de zijnen.

De uitgever tekent bij het werk aan, dat het een ooggetuigenverslag is, derhalve niet een analyse van de genoemde periode uit de recenter Griekse geschiedenis. Op zich is deze constatering juist, maar men moet er dan wel aan toevoegen, dat het verslag is geschreven door een alert en scherp waarnemer met een analytische blik. In een kort bestek (zelfs een langzaam lezer kan het boekje in enkele uren in zich opnemen) geeft Barkman een helder inzicht in de binnenlandse situatie in Griekenland, in de Nederlandse en andere niet-Griekse bemoeienissen om een einde te maken aan de dictatuur en het herstel van — de democratie tot een succes te doen worden, in de traditioneel moeilijke Grieks-Turkse betrekkingen, die regelmatig en zo ook in die jaren uitdrukking vinden in een ernstige crisis, waarbij op beangstigende wijze de zaak wordt toegespitst tot de rand van een oorlog. lntussen moge de opmerking worden gemaakt, dat een personenregister, duidelijk aangevend wie wat was en deed de leesbaarheid nog zou hebben vergroot; het is niet iedereen gegeven alle Papadopoulos, Pattakos, Pipinellis, Pesmazoglou, Palamas etc. uit elkaar te houden, ook al geeft de schrijver bij de eerste vermelding van deze lieden wel enige data.

Een van de onderwerpen, die Barkman aanroert is de vraag in hoeverre de kolonels zelf bereid waren tot een (her-)democratisering te komen. Men krijgt de indruk, dat in beginsel de wil daartoe misschien wel aanwezig was, maar dat men ervoor terugdeinsde werkelijk democratiserende maatregelen te nemen uit vrees de greep op de macht te verliezen. Dat zulks onvermijdelijk tot de val van de dictatuur zou leiden hebben de heren zich blijkbaar onvoldoende gerealiseerd. Daarbij komt uit het boek naar voren, dat het regime niet steeds in volle gestrengheid optrad en dat het in sommige gevallen excessen heeft weten te vermijden.

Ongetwijfeld heeft de buitenlandse druk een zekere rol gespeeld bij het omverwerpen van het kolonelsregime, al was het slechts in de vorm van ruggesteun aan de democratische elementen. Barkman schrijft daarover onder meer, dat hij in de eerste jaren van zijn Atheense periode meer aandacht moest besteden aan de binnenlandse situatie in Griekenland dan aan het meer traditioneel diplomatenwerk. Niet alleen spande hij zich krachtig in voor de vrijlating van politieke gevangenen, doch ook onderhield hij nauw contact met opposanten van het regime. Het is opvallend, dat deze bemoeienissen openlijk konden plaats vinden en dus blijkbaar door het regime werden getolereerd. Het pleit voor de kundigheid van de ambassadeur, dat de grenzen van wàt mogelijk was daarbij niet zijn overschreden.

Teneinde het verzet tegen het kolonelsregime effectief te doen zijn, diende de ambassadeur aan “Den Haag” uiteen te zetten, op welke wijze het beste aan de Nederlandse verlangens kon worden voldaan, derhalve zonder “Athene” zodanig voor het hoofd te stoten, dat iedere inmenging van Nederlandse zijde verder zou worden afgewezen. Een probleem daarbij was, dat in feite slechts weinigen zich een duidelijk beeld hadden gevormd van de werkelijke situatie in Griekenland, doch dat velen, geleid door een begrijpelijke afkeer van alles wat naar dictatuur zweemde, zeer ver wensten te gaan in hun eis tot Nederlandse inmenging, in elk geval verder dan Barkman wenselijk en/of mogelijk achtte. Men vergete daarbij niet, dat Nederland zich reeds in een geëxponeerde positie bevond: Fransen en Amerikanen wensten om hen moverende redenen aanzienlijk minder ver te gaan; slechts de Britten bevonden zich min of meer op dezelfde golflengte en het is dan ook niet verwonderlijk, dat Barkman ter plekke in het bijzonder met zijn Britse collega nauw voeling onderhield.

Alvorens in 1969 naar Athene te gaan heeft Barkman enige jaren gefungeerd als chef van de Directie Europa van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Als zodanig was hij goed op de hoogte van het Griekse gebeuren en niet minder van de Haagse opvattingen terzake, hetgeen hem, in Athene zijnde, te stade zal zijn gekomen bij het geven van advies aan de Minister. Mede daardoor is dit deel van zijn boek, dat de contacten ministerie — ambassade bevat eén bijzonder leerzaam stuk geworden, dat een ieder, die zich in het vak diplomatie wenst te bekwamen moge worden aanbevolen.

Na de val van de kolonels veranderde het karakter van de officiële Nederlands — Griekse betrekkingen uiteraard aanzienlijk. De contacten met de nieuwe Griekse autoriteiten werden onmiddellijk hartelijker en in sommige gevallen innig, mede door de grote vriendenkring, die Barkman zich onder de voormalige oppositiekring had weten te verwerven. Zijn kennis van het (nieuw-) Grieks zal hem daarbij van pas zijn gekomen. In zijn boek is hij daarover bescheiden, waarschijnlijk te bescheiden, gezien zijn gave om zich in een minimum van tijd een vreemde taal eigen te maken.

Bezoeken op ministerieel niveau werden weer mogelijk. Mr. van der Stoel, vanaf het begin (1967) een der grote tegenstanders van het kolonelsregime en, in tegenstelling tot sommige collegae-volksvertegenwoordigers, voorzien van een grote dosis kennis over Griekse zaken werd, inmiddels minister geworden, in Athene als bijzondere gast ontvangen. Het is daarbij amusant in Barkman’s boek te lezen, hoe de Griekse socialisten, blijkbaar toch niet zulke goede democraten, getracht hebben de eer van dit bezoek voor zich op te eisen.

In het boek wordt ook — hoe kan het anders — aandacht besteed aan de Grieks-Turkse relaties en in het bijzonder aan de rol die daarbij door de Noord-Atlantische Raad en de secretaris-generaal van de NATO, Mr. Luns, is gespeeld. Problemen tussen Griekenland en Turkije zijn legio: grenskwesties, de positie van het Griekse bevolkingsdeel in steden als Istanbul en Izmir, Cyprus. om slechts enkele voorbeelden te noemen. Zij dateren allerminst van vandaag of gisteren en de betrekkingen tussen beide landen zijn dan ook zelden uitgekomen boven het niveau van wat men elkaar tolereren zou kunnen noemen. Aangezien beide landen lid zijn van de NATO is het niet verwonderlijk, dat zij elk proberen deze organisatie voor zich te winnen, waarbij aan chantage grenzende drukmiddelen niet worden geschuwd. Omgekeerd beschikt de Alliantie over een zekere invloed bij de betrokken landen, waardoor reeds enige malen en zo ook tijdens Barkman’s ambassadeurschap in Athene, erger is voorkomen. Zijn verslag hierover, onder meer gebaseerd op tot nu toe geheime gegevens van de Atlantische organisatie is bijzonder boeiend.

Samenvattend zij gesteld, dat het ooggetuigenverslag van drs. Barkman over zijn werkzaamheden als Hr. Ms. Ambassadeur te Athene een leerzame, vlot geschreven, bijdrage vormt tot de kennis van Griekenland in de eerste helft der zeventiger jaren en van de Nederlands-Griekse betrekkingen in die tijd. Met belangstelling wordt dan ook uitgezien naar verdere delen van de “herinneringen” van deze talentvolle diplomaat.

Jhr. mr. J.A. de Ranitz