We horen de klik van het voordeurslot en ik voel niet alleen mijzelf verstijven, maar zie dezelfde reactie bij moeder en mijn broer Erik. Zware stappen in de gang, een jas wordt opgehangen, de kamerdeur gaat open en vader schuift naar binnen, het hoofd een beetje opzij alsof hij niemand wil zien, zijn gezicht op onweer. Zonder een woord zakt hij in zijn stoel en verschuilt hij zich achter de krant. Wanneer hij zo is, en dat is steeds vaker het geval, gaat er iets dreigends uit van die zwijgende man, van dat harde gezicht, en tegelijk iets zieligs. Het brengt mij steeds weer in verwarring. Hij kan zo aardig zijn en dan bewonder ik zijn zelfbewuste, mannelijke optreden, zijn charme, de interessante dingen die hij vertelt. Wanneer hij zijn hand om mijn schouder legt en met mij praat alsof ik een volwassene ben (en ik ben nog maar twaalf), betrap ik mij erop, dat ik van hem houd en altijd zo met hem door het leven zou willen gaan. O, waarom kan dat niet, waarom duren die momenten zo kort en worden ze steeds zeldzamer? Wanneer hij is zoals nu, ben ik bang voor zijn gewelduitbarstingen, bang voor moeder en Erik. Want hij heeft het meestal op hen gemunt en laat mij met rust.
Lees het hele verhaal…