In de Israëlische ambassade in Athene werd de nationale dag gevierd met een receptie. Tot mijn niet geringe verbazing zag ik de ambassadeur van de Volksrepubliek China (laten we hem Wang noemen) binnenkomen en de gastheer hartelijk gelukwensen. Er was uiteraard geen sprake van dat dit communistische land diplomatieke relaties onderhield met Israël.
Ik sprak collega Wang aan en vroeg hem of zijn regering Israël ging erkennen. Hij lachte een beetje minachtend en zei: “Natuurlijk niet.” Op mijn vraag, waarom hij dan op deze Israëlische receptie aanwezig was, verbleekte hij: “Is dit dan niet Koeweit?” Na mijn ontkenning begaf hij zich zo snel hij kon naar de uitgang. Het was duidelijk wat er was gebeurd. Wang zou een kennismakingsbezoek brengen bij de ambassadeur van Koeweit, niet ver hiervandaan, maar alle diplomatenauto’s met vlag waren door de politie naar deze receptie geleid, en de auto van ambassadeur Wang was in die stroom terechtgekomen, zonder dat hij zich had afgevraagd hoe het kwam dat er zoveel collega’s allemaal tegelijk op kennismakingsbezoek bij Koeweit gingen.
Deze diplomatieke onervarenheid kwam Wang duur te staan. Hij werd terstond naar Peking teruggeroepen. Toen daarna een Griekse economische missie China bezocht en beleefd werd gevraagd hoe de heer Wang het maakte, werd geantwoord, dat hij zich in een heropvoedingskamp op het platteland bevond.