De Indonesische Consul-Generaal in Hong Kong, met wie wij bevriend waren, zou worden overgeplaatst en had ons op een lijst geplaatst van gasten, die hij gaarne uitgenodigd zou zien bij zijn afscheidsdiners. Er was ook een stag-dinner, een mannendiner bij.
Ik parkeerde die avond bij een groot, fraai huis op North Point, en werd allerhartelijkst begroet door de aanwezigen. Enkele heren, meest rijke textielfabrikaten, kende ik, andere niet, hun dames evenmin. Een zuiver herendiner bleek het dus niet te zijn. Het viel mij ook op dat de dames allemaal jonger en mooier waren dan de doorsnee echtgenotes.
We gingen aan tafel en kregen een verrukkelijke Chinese maaltijd voorgezet. De dames waren charmant en voorkomend, hun conversatie – weliswaar in hun eigen taal – geestig en onderhoudend. Er begon mij iets te dagen. Mijn Indonesische collega boog zich naar mij toe en zei in het Nederlands: “Je begrijpt, geloof ik, wel dat deze dames niet de echtgenotes van de heren zijn.”
Later op de avond werd het voorstel geopperd om nog even te gaan dansen in een grote, bekende dancing in de buurt. Het werd een heel gezellige, ongedwongen avond. Na afloop werd mijn collega en mij gevraagd of wij nog mee wilden, maar we zagen er beiden van af de nacht in dat gastvrije huis door te brengen.
De volgende dag liet mijn vrouw mij lachend mijn witte sharkskin jasje zien dat ik ’s avonds gedragen had: “De was-amah, altijd loyaal, kwam met dit jasje en zei: ‘Look-see, Missie, Master got lipstick on his jacket.’ Kijk, hier zit het op je mouw.” Het lieve meisje waarmee ik gedanst had, was tot iets boven mijn navel gekomen en had blijkbaar “cheek-to-sleeve” gedanst.